Het aardoppervlak bestaat uit gesteenten, waarvan er drie hoofdtypen zijn: stollingsgesteente, sedimentair gesteente en metamorf gesteente. Deze drie soorten gesteenten doorlopen over het algemeen een cyclus, bekend als de gesteentecyclus (hieronder weergegeven). Heet, gesmolten gesteente onder het aardoppervlak creëert stollingsgesteenten, die ondergronds of bovengronds kunnen afkoelen. Deze stollingsgesteenten kunnen vervolgens door tektonische processen worden blootgesteld aan de oppervlakte-elementen en aan de atmosfeer, waardoor ze worden afgebroken. Door de afbraak van gesteenten ontstaat sediment, dat uiteindelijk wordt verplaatst en afgezet, en dat kan worden begraven en zo sedimentair gesteente vormen. Vervolgens kunnen deze sedimentaire gesteenten verder worden begraven en bezwijken onder hoge hitte en druk, waardoor minerale veranderingen in het gesteente ontstaan. Deze minerale veranderingen veroorzaken de vorming van metamorfe gesteenten. Als ze diep genoeg zijn begraven, smelten stenen opnieuw tot magma en worden ze opnieuw stollingsgesteenten. Gesteenten zijn een geweldige aanwijzing voor het geologische verleden van de aarde en kunnen worden gebruikt als gids om het huidige landschap te interpreteren en te begrijpen.
De gesteentecyclus